Charlotte is met een groepsreis op vakantie in Tsjechië. De groep is erg gezellig en geniet van de prachtige omgeving. Maar een van de meisjes, Geralda, houdt zich steeds afzijdig. Charlotte begrijpt niet waarom. Niemand is toch onvriendelijk tegen haar? Ook Anne, de vriendin van Jesse, komt vaak vreemd uit de hoek. Ze baalt ervan dat Charlotte goed met Jesse, de reisleider, overweg kan.
Als blijkt dat er binnen de groep geld wordt gestolen, vindt Charlotte het geld tussen haar spullen. Ze wordt verdacht van diefstal en niemand wil nog met haar te maken hebben. Hoe moet Charlotte bewijzen dat ze het niet gedaan heeft?
Jesse gelooft in Charlottes onschuld, maar hij vertelt dat niet aan de andere deelnemers. ‘Vertrouw me maar, het komt goed,’ zegt hij telkens weer. Hij probeert haar moed in te spreken, maar daar is Anne weer niet blij mee…
Charlotte raakt verstrikt in een net van achterdocht en jaloezie. Kan ze Jesse wel vertrouwen? Houden Anne en Jesse eigenlijk wel van elkaar?